Nederlandse indexpagina van Moto Morini Club Nederland
To the homepage of Moto Morini Club Nederland
javascript: menuboven



Carlo Perelli vertelt het verhaal over Alfonso Morini (1898-1969),
"The man and the machine"

(beste resolutie: 1024 x 768)

1964

Uit: Motor Cyclist Illustrated, februari 1964
De grondlegger en eigenaar van de Moto Morini fabriek in Bolgona, "il commendatore", (de baas) Alfonso Morini, is net als Giuseppe Gilera een "self-made man", die de weg naar boven heeft gevonden, maar dan op de moeilijke manier ....

Hij is aan de slag gegaan als leerjongen bij de locale smit en spaarde iedere cent om op een dag een eigen werkplaats te kunnen openen om fietsen en motorfietsen te kunnen repareren. Hij had die ambitie al kort voor de eerste wereldoorlog en was toen al gek van motorfietsen, maar had niet genoeg geld om er zelf een aan te schaffen. Hij moest een motorfiets lenen voor zijn eerste kennismaking met snelheid op twee wielen. Zijn werkplaats had inmiddels een goede reputatie verworven, toen hij werd opgeroepen voor de militaire dienstplicht. Dat gaf hem een kans: plaatsing bij de auto- en motorfietsreparatie afdeling in Padua. Hierdoor kon hij zijn kennis en kunde uitbreiden. Tegen het einde van de eerste wereldoorlog, toen hij terug kon naar zijn werkplaats in Bologna was Alfonso klaar om een tweede stap te zetten: eigen productie. Hij vond een partner in signore Mezzetti, een zeer enthousiast en kundig technicus. Samen brachten ze het geld bijeen en begonnen met de productie van hun eerste MM (Morini-Mezzetti) in 1924. Dat eerste model was een 125cc 2-takt, bijna een bromfiets in die tijd. Deze fiets had twee handgeschakelde versnellingen en om de machine aan de man te brengen begon Morini deel te nemen aan zoveel mogelijk van de ontelbare races die destijds in Italië gehouden werden. Hij had al spoedig succes, waaronder op het circuit van Lario (bekend als de "Italiaanse TT") en verder ook in verschillende belangrijke en minder belangrijke wedstrijden her en der in het land. Hij behaalde zelfs enkele "hill climb" overwinningen. Andere bekende rijders, waaronder Landi en Tigli, sloten zich bij Morini aan en behaalden bliksem overwinningen door heel Italië.

But the victory which remains as the proudest memory of Comm. Alfonso Morini is his own first really big success, when he won his class in the 1927 Italian Grand Prix. Towards the end of the Roaring Twenties, with the MM factory by then having gained quite a considerable reputation, Morini eased up his own racing activities.

Dante Lambertini and Alfonso Morini

Oud-racers in de fabriek in Bologna. Dante Lambertini in de witte overall krijgt bezoek op zijn race afdeling van directeur Alfonso Morini (rechts).

Maar zijn grootste overwinning boekte il commendatore Alfonso Morini toen hij de Grand Prix in 1927 in zijn klasse won. Tegen het einde van de roaring twenties, toen de MM fabriek inmiddels een uitstekende reputatie veroverd had, besloot Alfonso om het wat rustiger aan te doen met zijn race activiteiten. Er waren andere goede rijders om de merknaam MM hoog te houden en hij kon het zich nu veroorloven meer tijd te steken in de technische samenwerking met Mezzetti. In de vroege 30er jaren van de 20e eeuw produceerden zij hun eerste 4-takt racer, met een capaciteit van 175cc, voorzien van een enkele bovenliggende nokkenas die werd aangedreven door een ketting. Deze ketting werd omsloten door een lichtmetalen kast aan de rechterzijde van het blok. Deze kettingaandrijving was later, tot in de 50er jaren, op veel succesvolle Morini racemotoren terug te vinden. De 175cc was van meet af aan erg succesvol en een van de meest belangrijke van de vele overwinningen was Lama’s overwinning van de Italiaanse GP in 1933. De machine werd ook ingezet voor verschillende recordpogingen in datzelfde jaar en met uitstekend resultaat! L. Bonazzi veroverde het wereldrecord "vliegende km" en zette het op nét over de 160 km/u, overigens zonder dat de motorfiets voorzien was van een kuip of ander soort stroomlijn! Later werden ook een 250cc versie en zelfs een 350cc versie geproduceerd en beide waren even succesvol als de originele 175cc uitvoering. In 1938 bijvoorbeeld werd A. Mangione Italiaans senior kampioen in de 350cc klasse op één van de MM eencilinders met bovenliggende nokkenas. Tegen die tijd waren de zakelijke partners net uiteen gegaan. Morini, altijd meer een individualist, wilde een eigen fabriek. Maar het waren moeilijke tijden voor de Italiaanse industrie.

Dick Renooy

 

Hoewel hij klaar was om eigen motorfietsen te produceren en hij een nieuwe racer op het tekenbord had staan, moest hij in zijn fabriek gemotoriseerde driewielers produceren en onmiddellijk nadat de tweede wereldoorlog uitbrak moest zijn fabriek onderdelen voor vliegtuigen produceren. Toen de oorlog afgelopen was kon Morini eindelijk zijn deels verwoeste fabriek gebruiken voor de productie van motorfietsen. Hij was één van de eerste Italiaanse fabrikanten die een nieuw model op de markt bracht. Een robuste 125cc 2-takt met een 3 versnellingsbak en vliegwiel ontsteking. (Dit model was eigenlijk een "kloon" van de zo succesvolle 125cc DKW – red.). Een logische verdere stap was de productie van een racemodel voor de 125cc klasse die zich langzaamaan vormde bij internationale races. Met in principe dezelfde motor, had deze machine het voordeel van een 4 versnellingsbak en was achter voorzien van schokbrekers. Deze motorfiets werd ingezet met een veelbelovende nieuwkomer, genaamd Umberto Masetti. Hij deed er ervaring mee op en later won hij tweemaal het 500cc wereldkampioenschap voor Gilera. Een ander persoon die successen vierde op de 2-takt Morini’s was de jonge ingenieur Dante Lambertini (overigens géén familie van Franco Lambertini – red.), die later het hoofd zou worden van Morini’s race afdeling en die beroemd is geworden als de man achter de meest opmerkelijke (lees snelle) 250cc ééncilinder die ooit gebouwd is. (Over deze 250cc Settebello is – in kleur! – in Rebello deel 70 gepubliceerd). Morini was een van de eerste merken die na de oor-log deelnamen aan races buiten Italië. In 1948 had Morini had de winst zowat op zak tijdens de race in de 125cc klasse van de TT in Assen, toen door een smeltende bougie de winst voorbij ging aan de neus van Masetti en Dick Renooy op een Eysink-Villiers zegevierde.

De jonge Agostini beheerst het moeilijke San Remo circuit op een 175cc ohc Settebello. De steile rotswanden voorkomen dat je van de weg raakt!

De Eysink van Nederlandse makelij had een zwaar gemodificeerd – Engels – Villiers motorblok. De 125cc Morini’s waren sneller dan de 125cc’s van concurrent MV (ook tweetakten), en in 1949 werd Masetti de eerste Italiaanse senior kampioen in de 125cc klasse. Maar aan het eind van het seizoen verscheen de Mondial 125cc ten tonele, voorzien van een dubbele bovenliggende nokkenas. Vanaf dat moment was het duidelijk dat de dagen van de 2-takt’s geteld waren. Morini stapte snel over naar 125cc 4-takt’s met een enkele bovenlig-gende nokkenas, aangedreven door een ketting, net als bij de MM uit de jaren 30. Na meer dan een seizoen met kinderziekten, lukte het Morini’s nieuwe sterrijder Emilio Mendogni, om tijdens het raceseizoen in 1952 de Grand Prix van Italië te winnen en dit succes te herhalen tijdens de Grand Prix van Spanje in oktober van dat jaar. In 1953 won hij het Italiaanse senior kampioenschap in de 125cc klasse. Een jaar later, in 1954 werd er voor Mendogi een vergrote versie van de 125cc geproduceerd om daarmee de 175cc klasse van het Italiaanse senior kampioenschap te winnen. De fabriek profiteerde van het succes en besteedde meer aandacht aan wedstrijden voor productie racers. Hiervoor introduceerde het een uitstekend 175cc stoterstangen model: de Settebello. Ook werd meer deelgenomen aan minder belangrijke wedstrijden en deze werden verkozen boven deelname aan internationale wedstrijden voor het wereldkampioenschap en deelname aan lange afstandsraces als Milaan-Taranto en de Giro d’Italia. Alfonso Morini, die nooit hoog inzette op export van zijn motorfietsen, hoopte op deze manier meer aan naamsbekendheid voor zijn fabriek te doen. Toen, aan het einde van 1958 was Morini in één klap terug op het internationale podium met een sensationele overwinning in de 250cc Grand Prix van Italië.

fastest single of the world
fastest single of the world

Dante Lambertini met zijn creatie, de 250GP racer en rechts het 250GP motorblok op de werkbank. De man met het zwarte hoofddeksel is Nerio Biavati.

In het voorafgaande jaar had hij geëxperimenteerd met een oversized versie van de succesvolle 175cc racer op Monza, maar zonder veel resultaat. Inmiddels was een geheel nieuw motorblok gereed gekomen. Het brak met de eerdere traditie van de ketting aangedreven bovenliggende nokkenas. In plaats daarvan had het blok een dubbele bovenliggende nokkenas. De nokkenassen werden aangedreven door een set tandwielen. Dit blok produceerde 32 pk en had een 6 versnellingsbak. Twee van deze machines werden ingezet bij de Grand Prix met Mendogni en Zubani als rijders. Mendogni leidde de race van start tot finish en won met grote voorsprong, terwijl Zubani de hele race stuivertje wisselde met Ubbiali op MV en ook nog de snelste ronde van de race klokte. Uiteindelijk versloeg hij Ubbiali op de finish. Provini, ook op MV lag al hopeloos achter in de race toen hij ook nog moest opgeven. In 1959 werd Derek Minter toegevoegd aan het team Mendogni/Zubani voor de Grand Prix races. Hoewel de fabriek behoorlijk actief was tijdens dit seizoen, zowel met internationale- als nationale wedstrijden, werden er weinig overwinningen geboekt. Dit kwam door de nieuwe twins van MV en MZ (2-takt twins) die meer power produceerden.

Provini verliet het MV team eind 1959 en bleef als enige rijder over voor Morini. Zijn activiteiten richt-ten zich in 1960 hoofdzakelijk op wedstrijden in Italië waar hij menig duel uitvocht met Ubbiali, Hocking en de andere MV coureurs. Maar de ontwikkeling van het nieuwe Morini motorblok werd voortgezet en Provini gaf daar een waardevolle invuling aan. In 1961 en 1962 won Provini het Italiaanse kampioenschap. Bovendien won hij ook een aantal wedstrijden in het buitenland. Dankzij deze successen werd de knoop doorgehakt dat hij een gooi moest doen naar het wereldkampioenschap van 1963.

Eerste race voor de 250cc dubbelnokker in 1958. Emilio Mendogni wint de Italiaanse GP - een thuiswedstrijd - op Monza.

De snelste eencilinder ter wereld – zoals commendatore Morini deze machine graag noemde – produceerde 36 pk. Z’n Japanse rivalen produceerden méér pk’s, maar de Morini scoorde door een beter rijgedrag en betere wegligging. Na een heel raceseizoen en een portie echte pech (zoals de GP van Frankrijk die niet doorging, mechanische problemen tijdens de TT in Assen, en een staking waardoor de GP van Oost-Duitsland niet werd bereikt), én een miskleun door niet deel te nemen aan de race op het eiland Man, finishte Provini toch nog als 2e in 1963 in de race om het 250cc wereldkampioenschap achter wereldkampioen Jim Redman op Honda. Provini had slechts 2 punten achterstand op Redman. Provini – die zijn zeer succesvolle racecarrière wilde beëindigen met een derde wereldtitel om toe te voegen aan zijn twee eerdere titels behaald bij MV – stapte over naar Benelli en Kreidler. En Alfonso Morini schakelde een tandje terug door terug te stappen naar zijn oude beleid en zich alleen toe te leggen op wedstrijden in Italië.

Maar, ... de verleiding om opnieuw te gaan voor het wereldkampioenschap ligt toch beslist nog op de loer? Kan Morini het weerstaan? Hij is een door-de-wol-geverfde enthousiasteling en hoewel hij soms een beetje bitter overkomt over het internationale racen – "het kostte mij 60 miljoen per jaar en het is compleet genegeerd door de pers", lijkt hij alweer bij te draaien. Het contracteren van Silvio Grassetti lijkt daar op te wijzen!

Eerste naoorlogse Morini was een 125cc 2-takt (boven), die goed presteerde in de ISDT, ....



.... spoedig werd hieruit een racer ontwikkeld (links); één van de snelste 2-takt’s uit die periode.

Alfonso op een MM tijdens een race in de 20er jaren van de vorige eeuw.

(1954, links) Toen Mondial de 2-takt scene op z’n kop zette en een streep door de rekening haalde van menig merk, sloeg Morini terug met een enkelnokker waaruit deze 175cc werd ontwikkeld.



De eerste racer met bovenliggende
nokkenas die geassocieerd werd met
Alfonso Morini was deze (in AJS stijl)
MM uit 1932 met 175cc en een Britse
Albion versnellingsbak.

(1964, rechts) Hoewel de machine dit jaar vrijwel uitsluitend tijdens Italiaanse races wordt ingezet en helaas niet bij internationale evenementen, is de 250cc dubbelnokker één van de succesvolste eencilinders die ooit gebouwd is.

Tarquinio Provini (8) voor Jim Redman (1) tijdens de Grand-Prix van Italië in 1963.

 

Vroegere Morini blokken met bovenliggende nokkenas hadden een ketting voor de nokkenas, terwijl de huidige 250cc zo’n typische Italiaanse tandwiel aandrijving heeft (links).

 

Back to index.